Normaal is de Marmotte in de Franse Alpen al geen plezierritje voor op de zondagmorgen. Maar als de thermometer onderweg enthousiast opschuift naar dertig graden, voelt het helemaal als fietsen in de sauna. Leo Voskamp en Rico Fransen kunnen in ieder geval zeggen dat ze het hebben overleefd. De finish lag na 176 kilometer fietsen en 5000 hoogtemeters, over vier cols waarvan drie van de buitencategorie. Leo: ‘Ik denk dat ik wel tien, vijftien bidonnen op heb.’ En Rico: ‘Op het laatst voel je alles. Maar zodra je afstapt is het over.’
Leo (links) en Rico (rechts) met fietsmaat en mede-deelnemer Marco Jansen tijdens een verkenningsrit vóór zondag.
We treffen beide heren - telefonisch dan - maandagmiddag op een onbekende toeristische hotspot in Frankrijk: de wachtruimte van een autodealer in Tournus, 300 kilometer boven Lyon. Rico: ‘Er kwam donderdag op de heenweg iets tegen de radiateur van mijn Renault bus aan. Midden op de snelweg begonnen er allemaal rode lampjes te branden. Toevallig was er een Renault-garage in de buurt waar we nog heen konden rijden. Die moest een nieuwe radiateur bestellen, dan konden we de auto op maandag na de Marmotte weer ophalen. Ter plekke hebben we een huurauto kunnen regelen. We hadden gepland om er heen tien uur over te doen, het werden er achttien. Middenin de nacht kwamen we pas aan.’
De Marmotte – altijd op de eerste zondag van juli – is de Moeder Aller Klassiekers voor recreanten. De deelnemers starten in groepen tussen zeven uur en kwart voor acht in de ochtend. De thermometer wijst in Bourg d’Oisans dan al 20 graden aan. Leo: ‘Aan de weersvoorspellingen hadden we al gezien dat het warm zou worden. Wel hadden we verwacht dat het bovenop de bergen koeler zou zijn. Ik had alleen een windvest meegenomen. In de ochtend was het in de afdalingen nog fris en heb ik het nodig gehad. Maar eenmaal richting de Galibier werd het steeds warmer. Op de top was het 37 graden, ergens halverwege 44. En dan moet je nog klimmen ook!’
De twee fietsen regelmatig hun rondjes met de vriendengroep Z12. Geen van beiden heeft Colombiaans klimgeitenbloed. Wel is er in de voorbereiding het nodige werk verricht, met deelnames aan de Amstel Gold Race en ritten van boven de 100 kilometer in het Westland. Maar dan nog blijft het een verrassing hoe lichaam en geest zich houden in de Franse snelkookpan Rico: ‘Het was voor ons de eerste keer. Je wist niet wat je ervan moest verwachten. Vooraf was al duidelijk dat eten en drinken onderweg heel belangrijk zouden worden. In Nederland had ik al geprobeerd om tijdens langere ritten te eten. Kijken of mijn maag er tegen kon. En dat ging hartstikke goed. Ze zeggen ook weleens dat die Marmotte een halve eetwedstrijd is. Vanaf het eerste uur moet je gelijk gaan eten.’
Leo: ‘Ik had wel heel veel reepjes mee maar je merkt toch dat je lichaam daar niet aan gewend is. Op de Galibier kreeg ik na 98 kilometer kramp, en dan moet je er nog 78. Er ligt nog winst als ik tijdig begin met eten en drinken, gecombineerd met trainen. Maar ik ben een lange gozer, ik ben wat zwaarder dan de echte klimgeiten. Ik ben geen Robin Don die net zo hard naar boven gaat als naar beneden.’
Leo: 'Ik ben wat zwaarder dan de echte klimgeiten.'
Les twee die Leo (Bianchi Oltre XR4) en Rico (XR3) in de oren hadden geknoopt: de krachten verdelen. Rico: ‘Ik had een vermogensmeter op de Bianchi zitten. Ik had mezelf opgelegd: ik trap niet meer dan een bepaald vermogen. Je bent alleen maar aan het doseren, doseren, doseren. Zeker op de vlakke stukken rij je met de rem erop. En ook in de afdaling gingen we niet vol gas, omdat we wisten wat er nog zou komen.’ Blij waren de twee fietsmaten met hun schijfremmen. ‘Had je remblokken gehad, dan was je gek geworden. Je banden gaan roken, je krijgt klapbanden. Die schijven zijn echt een uitvinding.’
Ook doserend blijft het een martelkamer op twee wielen, zegt Leo. ‘De eerste klim, de Glandon, is niet de steilste. Het is wel de meest afwisselende van alle beklimmingen, met percentages van zes tot elf procent. Dat maakt dat je al aardig kapot aan het gaan bent. Maar je bent continu aan het inhouden, om het eind te halen. Ik weet nog dat ik bovenop de Galibier dacht: nog even een afdaling, de Alpe d’Huez op en dan ben ik er. Maar die Alpe d’Huez is nog wel een klootzak van een berg!’ Rico: ‘Vooral die laatste drie kilometer van de Galibier waren heel zwaar, dan klim je continu boven de tien procent. Dat is het zitten, staan, zitten, staan, zitten en weer staan.'
Rico: '44 graden? Ik denk dat die Wahoo van Leo op hol geslagen was. Op de mijne was het maar 40...'
Onderweg zijn er vier grote verzorgingsposten. Leo: ‘Daar hadden ze van alles: chips, bananen, sinaasappels, koek, energiedrank en water. Alles lag voor het grijpen, maar je lichaam moet er wel tegen kunnen op dat moment. De verzorging was op zich goed, maar niet zo uitgebreid als bijvoorbeeld bij een Amstel Gold Race. Onderweg had je ook nog een paar watertappunten. Ik denk dat ik wel tien, vijftien bidons leeg gedronken heb. Overal waar je een tappunt had, heb ik m’n twee bidons gevuld. Niet alleen om water te drinken, ook om over je nek te gooien om een beetje te verkoelen tegen het zweten.’
Op de Alpe d’Huez is het beste er wel af bij de twee. Die is 21 bochten lang, stijgend van 700 naar 1800 meter. Op Strava is te zien dat de snelheid bij Leo naar voetgangerstempo daalt. ‘Op die steile stukken tussendoor ga je echt verrot. Het was daar een slagveld. Ik heb heel veel mensen zien lopen. Die komen dan niet eens veel later dan jij boven. Maar dat was mijn eer te na om te gaan wandelen. Ook daar blééf je doseren, omdat je wist: als je gas geeft blaas je jezelf op. Ondanks de zwaarte heb ik geen moment gedacht om af te stappen. De rit ga je uiteindelijk toch wel voelen. Je bent over de hele dag gerekend 79 kilometer aan het klimmen met percentages tot elf procent.’
Het is ook de plek waar Rico een tik van de sloopkogel krijgt. ‘Bij die beklimming kreeg ik het verschrikkelijk heet. Kippenvel op m’n armen, ik begon heel raar te denken. Ik moest effe drie minuten afkoelen in bocht negen. Daarna ging het weer goed en kon ik door. Aan het eind voel je alles. Je handen. Je voeten. Je zitvlak. Maar als je eenmaal afstapt, is het over.’
Na de Glandon, de Télégraphe, de Galibier en de Alpe d’Huez bereikt Leo de streep na 176 kilometer, in tien en een half uur. ‘Strava gaf tien aan, maar in werkelijkheid heb ik er iets langer over gedaan doordat mijn Wahoo ermee stopte.’ Doordat Leo iets langere pauzes neemt, blijft de zilveren medaille net buiten bereik.
Rico haalt het met een eindtijd rond de 10 uur nog net. Rico: ‘Voor de gein had ik vooraf gezegd: zilver is 10 uur en 20 minuten, dat zou moeten kunnen. Halverwege dacht ik: ik ga het gewoon proberen. Ik ben alleen gestopt om water te tanken, ik had zelf eten meegenomen. Die paar minuten afkoelen op de Alpe d’Huez waren het enige rustmoment. Er reden ook eliterenners mee. Die deden het in 5 uur en 20 minuten. Dan vraag ik me alleen maar af: hoe?’
Deel het met uw vrienden!